7 oktober kan weer gebeuren, gewoon hier in het Westen
'Douglas Murray onderschat in welke mate Britse instituties al ideologisch zijn geïnfiltreerd door islamistische sympathieën'
Wat hebben 7 oktober 2023, de aanslag op Charlie Hebdo, de Bataclan-massamoorden en het afslachten van tientallen kinderen door een zelfmoordaanslag tijdens een concert van Ariana Grande met elkaar gemeen, afgezien van het feit dat ze allemaal islamitisch zijn geïnspireerd?
That's right, de afwezige, haast met de vijand collaborerende reacties van politici, main stream media en, zo valt te vrezen, een groot gedeelte van de maatschappij zelf. Reacties waarin toch vooral werd benadrukt dat het allemaal niet de schuld is van islam en dat we vooral niet woedend of wraakzuchtig mogen zijn maar elkaar 'moeten vasthouden', ook al is er niets wat woede zo rechtvaardigt als het afslachten van onschuldige vrouwen en kinderen. We mochten niet woedend zijn, beter was het als we onszelf de schuld gaven.
Na Bataclan kwam Sting Inshallah zingen, na Charlie Hebdo moesten we kijken naar iemand die Imagine speelt op een piano, na de aanslag op het concert van Ariane Grande werd het Oasis-nummer Don't look back in anger zo’n beetje tijdelijk het Britse nationale volkslied en na 7 oktober...nouja dat weet iedereen wel zo'n beetje wat er na 7 oktober gebeurde. Laten we maar zeggen dat er sinds 7 oktober niet bepaald sprake is van pro-israelische oprispingen bij politici en main stream media. Hamas is allang niet meer de dader, maar het slachtoffer.
Over onder andere dit fenomeen heeft Douglas Murray (introductie lijkt me verder overbodig) een nieuw boek geschreven, getiteld On democracies and death cults. Waarover Connor Tomlinson in Courage Media deze loepzuivere, zeer lezenswaardige review schreef, waarvan hieronder een samenvatting in het Nederlands:
"Murray maakt er geen geheim van dat zijn boek onbeschaamd pro-Israël is. Maar gezien het feit dat de Britse staatsomroep een documentaire maakte die werd verteld door de zoon van de plaatsvervangend minister van Landbouw van Hamas, biedt Murray’s relaas een noodzakelijke balans in het debat.
De tegenstelling die hij schetst met hun tegenhangers in het Westen stemt echter niet bepaald optimistisch. Legioenen van linkse en islamistische betogers waren al bezig met het platleggen van westerse steden terwijl het bloedbad nog aan de gang was. Wekenlang trokken menigten in keffiyehs door de straten, vuurden vuurwerk af op de politie, bekladde oorlogsmonumenten en projecteerden From the River to the Sea op het parlement tijdens het staakt-het-vuren-debat. Ondanks dat dit meerdere strafwetten schendt, waaronder de Britse Terrorism Act van 2006, bleef bestraffing grotendeels uit. Hun oproepen tot Intifada en Jihad werden door de politie vergoelijkt en door de overheid beloond. De Arabist en voormalig minister van Buitenlandse Zaken, Lord Cameron, schonk miljoenen aan “ondersteuning van seksuele en reproductieve gezondheidszorg in Gaza”, terwijl de Conservatieven overwogen abortus in alle stadia te decriminaliseren voor Britse baby’s. (Premier Cameron verkondigde zijn ambitie om “de deur open te zetten” voor moslims om “overal in de overheid, op posities van leiderschap en gezag” plaats te nemen). Zijn opvolgers van Labour organiseerden iftars in het parlement en smeekten moskeeën om geen stemmen te verliezen aan een groeiend sektarisch moslim-electoraat. Drie advocaten werken nu pro bono om de aanduiding van Hamas als terroristische organisatie ongedaan te maken — terwijl ze tegelijk beweren dat Israël een apartheidstaat is die genocide pleegt, maar dat het “onprofessioneel” is om je af te vragen of ideologische vooringenomenheid hen ertoe bracht de zaak aan te nemen.
Dat brengt me bij mijn enige kritiek op het boek: Murray onderschat in welke mate Britse instituties al ideologisch zijn geïnfiltreerd door islamistische sympathieën. Het punt dat Murray maakt is dat dezelfde genocidale islamistische ideologie die Hamas motiveerde op 7 oktober, sluimerend aanwezig is in heel Europa. Aanhangers van deze ideologie zijn niet onderhandelingsgezind, en nemen alleen gijzelaars om ze als onderhandelingsmiddel te gebruiken tegen je geliefden. Ze geloven in collectieve schuld en delen moorddadige straf uit op basis van ras en religie. Ze krijgen zonen in de wetenschap dat er één of meer zullen sterven als martelaar voor de zaak. Ze geloven dat “kinderen wapens zijn tegen Israël”, die geofferd moeten worden “voor de politieke steun van de wereld”. Ze spenderen tientallen jaren aan het bouwen van tunnels groter dan het Londense metronetwerk onder huizen, ziekenhuizen en scholen. Twijfelen we dan echt aan hun bereidheid om zich in instituties te nestelen, te wachten tot het geweld uitbreekt, en dan de macht van de staat tegen ons te keren?
De westerse media, academici en politici hebben de herziening van onze geschiedenis en de vervanging van onze bevolking aangemoedigd — ironisch genoeg onder het mom van het voorkomen van de terugkeer van het nazisme.
Maar in Groot-Brittannië zijn het niet alleen studenten op de campus van Cambridge, of leden van de Ummah die selectief blind zijn voor het lijden van hun broeders in Syrië en Jemen, die partij kiezen voor islamitische terroristen. Het zijn ook de ambtenarij, de politici, de politie en de inlichtingendiensten. Volgens anti-blanke wervingsbeleid, vermomd als “diversiteitsbevordering”, zullen deze instituties blijven worden gevuld met mensen die eerder sympathie voelen voor de zaak.
De angst (…) is het besef dat als er een aanval à la 7 oktober in het VK of Europa zou plaatsvinden, onze instituties die zouden vergoelijken, aanmoedigen of zelfs mogelijk maken.”

