In de slachtbankrij voor het perfide dinerbuffet bedacht hij zich welk een leed er toch op aarde is. Terwijl de roodverbrande bejaarde, met op haar rechter schouderblad een verweerde tattoo van een zwaluw, moeite had de lauwe, opengebarsten aardappelkroketjes uit de roestvrijstalen schaal te scheppen, zag hij voor zich hoe in de hoorn van Afrika een negerkindje lag te creperen op een gele uitgedroogde bodem vol scheuren. Het negerkindje had geen tranen om te huilen, geen kracht om enig geluid te produceren. Het lag daar, zijn gezicht vol vliegen, als een traag bewegend zacht ademend karkas met een enorme opgezwollen buik die als een soort weerzinwekkende groteske soufflé op het donkere en gerimpelde karkas werd geserveerd aan de aasgieren en hyena's.
“Zo was er de cellulitis bij de vrouw, één van de allergoorste problemen van de moderne tijd, een gruwelijke, onuitroeibare smet op het massahedonisme en het hyperconsumentisme.”
"Wat een leed in de wereld hè. Je zou er toch godverdomme mistroostig van worden", zei hij tegen niemand in het bijzonder en schepte zijn bord vol met lauwe, laffe, haast papperige broccoli en hardgeworden, samengeklonterde gele saffraanrijst, volgens het informatiebordje naast de schaal waarin het werd geserveerd "paella", al bleek "paella" alleen in het Spaans zo te heten want in de drie andere talen op het informatiebordje, handig gecodeerd op kleur zodat de moedertaal altijd makkelijk te herkennen was bij de vele walmende schalen van het buffet, heette paella gewoon "yellow rice with fish and Spanish spices" en verder nog zo wat afwijkende maar onvertaalbare info.